Onderzoek zilver:
Onderzoek naar werkzaamheid en gebruik.
Onderzoek naar kwaliteit.
Onderzoek naar schadelijkheid.
Hoe voorkomt men opslag van zilver.
HEDENDAAGS ONDERZOEK jaren 1970
In de jaren 1970 kreeg Dr .Carl Moyer, Chairman van de afdeling
chirurgie van de univeristeit van Washington een verzoek om
een betere behandelingen te ontwikkelen voor slachtoffers van brandwonden.
Dr Harry Margraf werkte met dr.Moyer en andere chirurgen als belangrijkste
biochemicus aan dit project. Zij testen 22 antiseptische samenstellingen
en verwierpen deze allemaal. het probleem was dat infecties bij brandwonden
vaak weigeren te reageren op antibiotica. De meeste antibiotica
vernietigden de delicate genezende huid bij zware brandwonden en waren
erg pijnlijk. Het grootste probleem was de bacterium Pseudonomas
acruginose die bijzonder infectief is en weigert te reageren op
alle normale anti-septica en antibiotica. Uiteindelijk vond
Margraf talrijke refenrenties naar zilver. Zilver werd als meer dan honderd
jaar in een of andere vorm gebruikt tegen infecties en bacterien
waren daar nooit immuun voor geworden. Dr Margraf probeerde toen
zilvernitraat, de zelfde oplossing die pas geboren baby's wel in hun ogen
krijgen gedruppeld. Het werkte! Echter ontdekte hij dat zilvernitraat
de balans van de lichaamszouten verstoorde en dat het in hoge dosis corrosief
werkte en pijnlijk was. Uiteindelijk ontdekte hij dat al deze problemen
waren opgelost met colloïdaal zilver. Met colloïdaal zilver
als basis ontwikkelde hij een zalf die op de markt werd gebracht als "silver
suladiazine"welke bijzonder effectief was bij het behandelen van
infecties en de genezing bevorderde bij zware brandwonden. Deze zalf word
nu routinematig gebruikt bij slachtoffers met zware brandwonden.
1978 Dr Robert O. Becker een leider op het gebied van wetenschappelijk
onderzoek met betrekking tot beenregenratie ontdekte dat zilver een bijzonder
goede invloed heeft op het herstel. Tijdens zijn studie over de regeneratie
van ledematen, ruggemerg en organen in de late jaren 1970 ontdekte Robert
O.Becker MD, de schrijver van "Body Electric", dat zilver-ionen
beendergroei bevorderen en de omringende bacterien doden. Hij gebruikte
bij zware gecompliceerde beenbreuken met infecties een verzilverd nylongaas
wat hij op de wond legde en daar een kleine stroom door heen
liet gaan. De vreselijkste infecties die anders niet wilden genezen zag
hij zo snel herstellen. Hij ontdekte ook dat nieuwe celvorming zowel
van het botweefsel als van het spier en bindweefsel door zilver sterk wordt
bevorderd.
Echter: Met alle onverwachte publiciteit is Robert
Becker niet gelukkig. Door de vermelding van zijn boek en zijn ongewilde
rol in de huidige belangstelling voor colloïdaal zilver die
in de wereld opkomt wenst hij zich nu te distantieren. Hij raadt nu alle
gebruik van zilverpreparaten af.
1978 De maartuitgave van Science Digest, meldt in een artikel
van Jim Powell "Onze machtigste kiembestrijder": Dankzij ogen
openende research, blijkt zilver een wonder van moderne medische behandeling.
Een antibioticum doodt mogelijk een half dozijn verschillende ziekteorganismen,
zilver doodt er minstens 650!
Er kan geen resistentie ontwikkeld worden en zilver is absoluut
niet toxisch. Het artikel eindigt met een mededeling van Dr. H. Margraf,
biochemist en pionier met zilver onderzoek. Hij werkte samen met de overleden
Carl Moyer MD. hoofd van de afdeling chirurgie van de universiteit
van Washington in 1970. Hij zegt: " Zilver is de beste allround kiembestrijder
die we hebben. "
1988 Larry C. Ford, MD van de afdeling gynaecologie, UCLA School
of Medicine, rapporteerde in een brief van 1 november 1988: "Ik testte
de zilveroplossingen, waarbij ik gebruik maakte van de gebruikelijke antimicrobentesten
voor desinfectiemiddelen. De zilveroplossingen waren antibacterieel
bij concentraties van 1000.000 (één miljoen) organismen per
ml. Streptococcus Pyogenes, Staphylococcus Aureus, Neisseria
Gonorrhea, Garnerella Vaginalis, Salmonella Typhi en andere ziekteverwekkers
voor de darm, maar ook voor schimmels zoals Candida Albicans, Candida Globata
en M. Furfur".
1919 Alfred Searle beschrijft de bacteriedodende werking van
zilver en enkele andere metalen en wees vooral op de vernietigende
werking op toxinen. Konijnen bleken hierdoor een 10 maal hogere dosis
dan de normale dodelijke toxinen van tetanus en difterie te
kunnen weerstaan. Dr. Leonard Keene Hirschberg: " In het algemeen zijn
de metaalcolloïden bijzonder vanwege hun gunstige werking op infecties
en bloedvergiftiging als gevolg van bacteria. Deze werking is zoals aangetoond,
het gevolg van hun stimulerende invloed en hun vernietigende werking op
micro-organismen en hun toxinen zoals wordt aangetoond door het onmiddellijk
zakken van de temperatuur en het verdwijnen van de constitutionele symptomen
van de intoxicatie.
In die jaren zijn er verschillende publicaties over groot succes bij
de behandeling van o.a. tonsillitis, angina, conjunctivitis,
ringworm, zweren, puisten, impetigo pustulair eczeem, stinkneus, chronische
blaasontstekingen, in gevallen van spruw, dysenterie en bij vele
darmproblemen.
ZILVER en de HOMEOPATHIE.
In de duitse homeopatische school werd onderzoek gedaan naar de uitwerking
van zilver en zilverzouten als homeopathisch geneesmiddel.
De duitse homeopatische arts Julius Metzger schrijft in zijn Gesichtete
Homoopatische Arzneimittellehre zijn beroemde Materia Medica uit 1964
o.a.:(vertaling)
Zilver vormt met koper en goud een nevengroep binnen het periodiek
systeem. Het komt chemisch en farmacologisch het dichtste bij koper. Zilver
lost in water op ongeveer in een verhouding 1: 100000. Zelfs in een verdunning
die met de 6e en 7e decimale potentie overeenkomt worden bacteriën
in hun voortplanting geremd of gedood. In de tijd voor Hahnemann
(de grondlegger van de homeopathie) was de toepassing van het metaal zilver
onbekend, omdat de vervaardiging van colloïdale oplossingen
pas door het verwrijvingsproces van Hahnemann werd ontwikkeld. Lewin beschrijft
bij het gebruik van zilvernitraat dat hier langdurige vergiftigingsverschijnselen
werden waargenomen en in de weefsels slaan onoplosbare zilverzouten
neer (Argyria).
In de moderne geneeskunde worden colloïdale oplossingen van
zilver (Collargol) tegen de meest verschillende infectieziekten toegepast,
vooral tegen Sepsis (een vergiftiging door toxinen.)
Men neemt aan, dat het zich hierbij vooral om een katalytische stimulans
van het afweersysteem van het organisme gaat. Waarschijnlijk niet
om een direkte vernietiging van de bacteriën.
De onderzoeker Schade wijst op de oxydatieversnelling die
als gevolg van de aanwezigheid van zware metalen waargenomen wordt.
Tegen deze oxydatieversnelling zijn alle toxines zeer gevoelig.
Volgens dit inzicht zou dus de antitoxische werking geen specifieke
zilverwerking zijn maar bij alle zware metalen aanwezig zijn.
Leeser voert op dat Zilverhydrosol, dat met gelatine gestabiliseerd
moet worden, de stikstofstofwisseling en waarschijnlijk de stofwisseling
van de celkern verhoogt. Er treedt een beduidende stijging van de urinezuuruitscheiding
door de urine op. Zo wordt het begrijpelijk dat na een zeer lange
zilver-toevoer vermagering en kachexie ontstaan net als bij andere chronische
metaalvergiftigingen.
1927 In de homeopatische materia medica (medicijnenleer)
van William Boericke uit 1927 vinden we dat het werkingsgebied van zilver
vooral de keel betreft ( pijn, heesheid, stemverlies, slijmvorming )en
de gewrichten.Het werkt op de gewrichten en het bijbehorende bindweefsel
vooral in die situaties van een zeer slechte doorbloeding en aandoeningen
die met caries gepaard gaan. Zilver werkt uit op het centrale zenuwstelsel,
het vegetatieve zenuwstelsel, maag en darm, alle slijmvliezen. Past vooral
bij vermagerde wat uitgedroogde mensen met een verouderd uiterlijk, nerveuze
maag-darmontstekingen, slijmopgeven en boeren. Verder nierontsteking met
bloed en eiwit in de urine. Onrust, duizelingen, verzwakt geheugen, algehele
trillingen. De pijnen zitten vooral aan de linkerkant van het lichaam.
ZILVER en AYURVEDISCHE GENEESKUNDE.
De beroemde veelzijdige Indiase ayurvedische arts Dr B. Bhattacharya
(1897-1964) was ook een groot bewonderaar van Hahnemann de grondlegger
van de westerse homeopathie. Dr. Bhattacharya heeft de gehele medicijnenleer
van de klassieke homeopathie geintegreerd binnen zijn ayurvedische
geneeskunde en de ayurvedische polsdiagnostiek. Bhattacharya wees
al op de bijzondere eigenschappen van zilver(Argentum) en zilvernitraat
(Argentum Nitricum) om extreme gevolgen van de verbinding tussen van symbolische
ayurvedische elementen Vatta(lucht) en Pitta(vuur) sterk te kunnen bedaren.
Ongeacht de daarvoor achterliggende oorzaak. Hij gebruikte van zilver of
zilvernitraat met succes hiervoor zelfs zeer hoge homeopatische verdunningen
zoals D200 en hoger.
Bhattacharya had een hele brede studieondergrond (ook in Leiden), hij
was een spiritueel zeer bewogen en actieve man die naast zijn zeer drukke
praktijk nog verschillende boeken over het Boeddhisme op zijn naam heeft
staan. Hij beschreef ook de relatie tussen de ziel en het lichaam in de
symbolische termen van de ayurvedische geneeskunde.
De uitwas van Vatta-Pitta is de basis van veel ontstekingen.
De remmende werking van zilver op de uitwas van Vatta-Pitta is ook
een verklaring voor de ontstekingremmende werking op
het gehele organisme maakt al de veelzijdige toepassingsmogelijkheden duidelijk
van colloïdaal zilver. We leven nu in een tijdperk van wereldwijde
industrialisatie, een zich steeds meer opdringende techniek en verkeersactiviteit.
Het valt allemaal onder het element vuur dat nu is aangewakkerd door het
element lucht. Dit vuurprincipe als dominante kracht doordringt steeds
meer de gehele mensheid op aarde en zeker de westerse beschaving. In dit
tijdsbeeld zag Bhattacharya zilver al als een waardevol breed toepasbaar
middel voor de toekomst.
LIJST MET AANDOENINGEN (naar publicaties op internet).
De eerlijkheid gebied voorzichtig te zijn met deze lijst.
Ieder die serieus met de behandeling van
ziekte te maken heeft weet dat alles niet zo eenvoudig is
als men hier wel eens wil doen geloven.
De werking van zilver (in veel van deze ziektegevallen) berust
op een verbetering van de algehele
konditie. Veel ziektes zoals bijv: reuma, leukemie, kanker,
suikerziekte e.a. waarbij het
immuunsysteem of organen door omstandigheden niet goed kunnen
functioneren door
beschadiging, erfelijke aanleg e.d., kunnen niet alleen met
colloidaal zilver worden genezen maar
is ook een andere aanpak van de behandeling onontbeerlijk.
Colloïdaal zilver werd met succes is ingezet bij meer dan
650 ziekten, o.a. bij: acne,
allergieën, voetschimmel, tuberculose, blaasontstekingen,
bloed parasieten,
bloedvergiftiging, steenpuisten, brandwonden, candida
albicans en andere
schimmelinfecties, cholera, dysenterie, darmproblemen, bindvliesontsteking,
leukemie,
lymfklierontsteking, kanker, suikerziekte, veroorzaakt door
infectie, hoornvliesonsteking,
ziekte van Lyme(besmetting door teken), malaria, hersenvliesontsteking,
multiple sclerose,
zenuwzwakte, parasitaire infectie (in de mond en via schimmels),
longontsteking,
borstvliesontsteking, prostaatklachten, jeuk vd.anus, psoriasis,
oogontsteking,
neusslijmvliesontsteking, reuma, dauwworm, rode hond,
ontstekingen van neus, keel, oren,
mond, gordelroos, staphylococcen infectie, syfilis, schildklierklachten,
amandelontsteking,
vergiftiging, trachoma, huidonstekingen, alle soorten virussen,
wratten, kinkhoest, virale
maagzweren, HIV, enz.
Veel aandoeningen in de diergeneeskunde tgv bacterien, schimmels
en virussen reageren
gunstig op zilver
Uit de U.S.A.:
The following is a collection of pathogens
and conditions (with
bibliografic footnotes) documented
before 1938, where patients were
being successfully treated using Colloid
of Silver: [Spelling as cited.]
Source: Golden Health News, November
1995, Vol.2, No. 11.
Anthrax Bacilli (2, 3) , Appendicitis (3) , Axillae and blind
boils of the neck (10) , B. Coli (3) , B. Coli
Communis (7), B. Dysenteria (2) , B. Tuberculosis (7) , Bacillary
Dysentery (4), Bladder Irritation (12) ,
Blepharitis (13) ,Boils (10), Bromidrosis in axillae (12),
Bromidrosis in Feet (10) , Burns and wounds of the
cornea (13) , Cerebro-spinal Meningitis (3, 9) ,Chronic Cystitis
(10), Chronic Eczema of anterior nares (10),
Chronic Eczema of metus of ear (10, Colitis (4), Cystitis (8)
, Dacryocystitis (13) , Dermatitis suggestive of
toxaemia (4) , Diarrhoea (4), Diptheria (3), Dysentery (3, 6),
Ear Affections (5), Enlarged Prostrate (12),
Epiditymitis (10), Erysipelas (3), Eustachian tubes (potency
restored) (8) , Follicular Tonsilitis (10)
Furunculosis (3), Gonococcus (7), Gonorrhoea (10), Gonorrhoeal
Conjunctivitis (10), Gonorrhoeal
Ophthalimia (13), Gonorrhoeal Prostratic Gleet (11), Haemorrhoids
(12), Hypopyon Ulcer (13), Impetigo (10),
Infantile Disease (16), Infected ulcers of the cornea (13),
Inflammatory Rheumatism (3), Influenze (11),
Interstitial Keratitis (13),Intestinal troubles (6), Lesion
Healing (12), Leucorrhoea (8), Menier’s Symptoms
(8), Nasal Catarrh (5), Nasopharyngeal Catarrh (reduced) (8),
Oedematous enlargement of turbinates without
true hyperplasia (9), Offensive discharge of chronic suppuration
in Otitis Media (10), Ophthalmology (12),
Opthalmic practices (3), Para-Typhoid (3), Paramecium (1), Perineal
Eczema (12), Phlegmons (3),
Phlyctenular Conjunctivitis (10), Pneumococci (2), Pruritis
Ani (12), Puerperal Septicaemia (15), Purulent
Ophthalmia of infants (13), Pustular Eczema of scalp (10), Pyorrhoea
Alveolaris (Riggs disease) (8)
,Quinsies (8), Rhinitis (9) Ringworm of the body (10),
Scarlatina (3), Sepsis (16), Septic Tonsilitis (10),
Septic Ulcers of the legs (10), Septicaemia (5, 8), Septicaemia
(5, 8), Septicaemia (5, 8), Shingles (8),
Soft sores (10), Spring Catarrh (10), Sprue (6). Staphyloclysin
(inhibits) (2), Staphylococcus Pyogenea (7),
Staphylococcus Pyogens Albus (2), Staphylococcus Pyogens Aureus
(2), Streptococci (7), Subdues
inflammation (12), Suppurative Appendicitis (post-op)
(10), Tinea Versicolor (10), Tonsilitis (8), Typhoid (3),
Typhoid Bacillus (14), Ulcerative Urticaria (4), Urticaria
suggestive of toxaemia (12), Valsava’s inflammation
(8), Vincent’s Angina (10), Vorticella (1), Warts
(12), Whooping Cough (8)
More recent articles have described silver being used to treat:
Adenovirus 5 (23), Asper Gillus Niger (18),
Bacillius Typhosus (21), Bovine Rotovirus (23), Candida Albicans
(18), Endamoeba Histolytica (cysts) (24),
Escherichia Coli (17, 18, 21), Legionella Pneumophila (17),
Poliovirus 1 (Sabin strain) (23), Pseudomonas
Aeruginosa (17, 18), Salmonella (22), Spore-forming Bacteria
(24), Staphylococcus Aureus (17),
Streptococcus Faecalis (17), Vegetative B. Cereus cells (24)
The following is a documented list of
silver-resistant bacteria:
Citrobacter Freundii (20), Enterobacter Cloacae (20),
Enterobacteriaceae (some strains) (19), Klebsiella
Pneumoniae (20), P. Stutzeri (some strains) (19), Klebsiella
Pneumoniae (10), P. Stutzeri (some strains)
(19), Proteus Mirabilis (20), Vegetative B. Cereus Spores (24).
Bibliographic Footnotes
1.Bechold, H. (1919). Colloids in biology and
medicine, translated by J.G. M. Bullow. D. Van Nostrand
Company: New York, p. 367.
2.Ibid., p. 368.
3.Ibid., p. 376
4.Searle, A.B. (1919). The use of colloids in
health and disease. (Quoting from the British Medical Journal,
May 12, 1917). E.P. Dutton and Company: New York,
p.82.
5.Ibid., (Quoting from the British Medical Journal,
Jan. 15, 1917), p.83.
6.Ibid., (Quoting from Sir James Cantlie in the
British Medical Journal, Nov. 15, 1913), p. 83.
7.Ibid., (Quoting Henry Crookes), p.70.
8.Ibid., (Quoting J. Mark Hovell in the British
Medical Journal, Dec. 15, 1917), p.86.
9.Ibid., (Quoting B. Seymour Jones), p. 86.
10.Ibid., (Quoting C.E.A. MacLeod in Lancet, Feb.
3, 1912), p.83
11.Ibid., (Quoting J. MacMunn in the British Medical
Journal, 1917, I, 685), p.86.
12.Ibid., (Quoting Sir Malcom Morris in the British
Medical Journal, May, 1917), p.85.
13.Ibid., (Quoting A. Legge Roe in the British
Medical Journal, Jan. 16, 1915), p. 83.
14.Ibid., (Quoting W.J. Simpson in Lancet, Dec.
12, 1914), pp. 71-72.
15.Ibid., (Quoting T.H. Anderson Wells in Lancet,
Feb. 16, 1918), p. 85
16.(1931). Index-catalogue of the library of the
surgeon general’s office united states army. United States
Government Printing Office: Washington,
v. IX, p. 628.
17. Moyasar, T.Y.: Landeen, L.K.; Messina, M.C.;
Kutz, S.M.; Schulze, R.; and Gerba, C.P. (1990).
Disinfection of bacteria in water systems by using
electrlytically generated copper:silver and reduced levels
of free chlorine. Found in Canadian Journal of
Microbiology. The National Research Council of Canada:
Ottawa, Ont. Canada, pp. 109-116.
18.Simonetti, N.; Simonetti, G; Bougnot, F.; and
Scalzo, M. (1992). Electrochemical Ag+ for preservative
use. Article found in Applied and Environmental
Microbiology. American Society for Microbiology:
Washington, V. 58, 12, pp. 3834-3836.
19.Slawson, R.M.; Van Dyke, M.I.; Lee, H.; and
Trevors, J. T. (1992). Germanium and silver resistance,
accumulations, and toxicity in microorganisms.
Article found in Plasmid. Academic Press, Inc.: San Diego,
v. 27, 1, pp. 73-79.
20.Thurman, R.B. and Gerba, C.P. (1989). The molecular
mechanisms of copper and silver ion disinfection
of bacteria and viruses. A paper presented in
the First International Conference on Gold and Silver in
Medicine. The Silver Institute: Washington, v.
18, 4, p. 295.
21.Ibid., p. 299.
22. Ibid., p. 300.
23. Ibid., p. 301
24. Ibid., p. 302.
terug
Onderzoeken en publicaties over de kwaliteit
en schadelijkheid van colloïdaal zilver.
Elektrisch gemaakt colloïdaal zilver wordt in sterktes van 3 ppm
tot 500 ppm gebruikt. Belangrijk is de afmeting van de zilverdeeltjes.
Elektrisch gemaakt colloïdaal zilver van goede kwaliteit bevat zilverdeeltjes
van 0,01 tot 0,001 micron
1922 H.Freundlich, Colloid & Capillary
Chemistry, N Y.: Dutton 1922, p385
Goed gemaakt elektrisch colloïdaal zilver heeft een
gele kleur volgens H.Freundlich.
H.Freundlich stelt : bij een toename van de concentratie van zilveroplossingen
verandert de kleur van grijs groen via lila en rood naar geel.
1983 N.Grier (1983) "Silver and Its Compounds"
in Disinfection, Sterlization and Preservation S.Block ,ed, Philadelphia:
Lea & Febiger ,380-428
In de eerste helft van de 20e eeuw werd zilver in een grote verscheidenheid
in vormen gebruikt o.a. in de vorm van zilverzouten zoals zilvernitraat,
zilverfosfaat, zilverjodide en samenstellingen als zilversulfadiazine,
zilverarsphenamine, zink-zilverallantionate.
Veel artsen gaven de voorkeur aan zilver in de colloïdale vorm
dat zowel chemisch als elektrisch werd gemaakt. Zilver werd vaak met eiwit
gecombineerd ter verbetering van de houdbaarheid. Zilver-eiwit preparaat
bevat minder colloidaal zilver dan elektrisch gemaakt colloïdaal zilver.
Zilverzouten kregen nooit een uitgebreid gebruik in de
geneeskunde om verschillende redenen.
Wateroplolosbare geïoniseerde bereidingen(zilverzouten) zijn in
het algemeen corrosief, irriterend en samentrekkend. Vooral zilvernitraat
is hierom bekend, dit smet alles wat erdoor wordt aangeraakt. Colloïdaal
zilver of zilvereiwitten zijn veel effectiever dan de zilverzouten.
1992 N. Simonetti et al (1992)" Electrochemical
Ag+ for Preservative Use" Appl. Environ Microbiol. 58, 3834-3836
Simonetti en collega's testen zeer sterke verdunde oplossingen
van elektrisch gemaakt colloïdaal zilver en zilvernitraat op culturen
van 2 soorten bacteriën, een gist en een schimmel.(E.colli en
P. Paeruginosa, C.albicans, A.niger) Het niveau van de zilverionen was
extreem laag: 0,108 mcg/ml en 0,0108 mcg/ml .
Simonetti constateerde dat elektrisch gemaakt colloïdaal
zilver superieur was t.o.v. zilvernitraat. Zijn conclusie was dat
anodische zilver-ionen zeer effectieve bestrijders zijn in lage concentraties
zonder enig nadeel op normale zoogdiercellen. De uitwerking van deze lage
concentraties worden ook bevestigd in de klinische gegevens van de experimenten
met levende dieren en mensen.
S.Hussain et al (1992)" Cystein Protects Na, K-ATPase
and isolated Human Lymphocytes from Silver Toxity" Biochem Biophys
Res Comm 189. 1444-49
Hussain et al testen de uitwerking van zilvernitraat en colloïdaal
zilver en zilvereiwitten op verse menselijke lymfocyten. Bij zilvernitraat
werd 90 % van de lymfocyten binnen 2 uur vernietigd. Bij de zelfde
dosis colloïdaal zilver en zilvereiwit gebeurde er niets. Zelfs nadat
concentratie colloïdaal zilver 24 maal hoger gemaakt werd was
er geen afname te constateren van de lymfocyten. Dit wijst erop dat
de schadelijke bijwerking van zilvernitraat veel groter is dan die van
zilver.
terug
Hoe veilig is is zilver?
Zilver in de vorm van colloïdaal zilver en andere zilverpreparaten
zijn in de periode vanaf 1900 tot 1940 in vele honderden miljoenen gevallen
gebruikt in Europa en Amerika. Publicaties gedurende meer dan honderd jaar
over klinisch en experimenteel onderzoek hebben laten zien dat zilver
een verbazingwekkend veilige stof is, hierin verschillend van zijn neefjes
in de zware metalen zoals lood, kwik, cadmium en goud.Bij normaal
gebruik van colloïdaal zilver wordt dit geleidelijk weer door het
lichaam uitgescheiden. Men krijgt dagelijks enkele microgrammen (1 microgram=
een miljoenste gram) zilver binnen. In de jaren 1900 tot 1940 werd voor
therapeutische doeleinden ongelimiteerde injectiehoeveelheden gebruikt
van 0,5 mg tot 1 mg zilver (dit is 500 tot 1000 microgram!). Incidentele
injecties van 10 mg of hoger waren normaal. Hedendaags toxicologisch onderzoek
bevestigt deze veiligheid.
In het algemeen zijn de zilverzouten en met name zilvernitraat wel meer
toxisch dan zuiver zilver.
Publicatie: I. Romans (1954)" Silver compounds"
& Oligoynamic Metals" in Antiseptics, Disinfectants, Fungicides and
Chemical and Physical Sterilization, G. Reddish, ed Philadelphia:
Lea & Febiger, 380-428
Romans schrijft: Sollman (1943) nam waar dat zilvernitraat in dosis
van 10 tot 100 mg oraal (via de mond) ingenomen geen symptomen ontwikkelt.
Grotere hoeveelheden zilvernitraat boven 2500mg veroorzaken acute
maagslijmvliesontsteking. Deze reacties zijn zuiver lokaal,een dosis
van 10 gram zilvernitraat is meestal fataal en kan in enkele uren
de dood tot gevolg hebben
.
In the Lancet in 1912 schrijft de dokter C.E Macleod op basis
van het wijd verspreid klinisch gebruik van chemisch vervaardigd colloïdaal
zilver (de zgn. silver 'collosols' met een sterkte van 500 ppm):
"Ze mogen lokaal uitwendig, onderhuids en intraveneus, of via de mond
worden gebruikt. En omdat het niet toxisch is kan de onderhuidse dosis
ongelimiteerd zijn. Experimentele injecties van 1 tot 2 cc van 500ppm zilver
betekenden een dosis van 1/2 tot 1 mg zilver.
De franse dokter B.G. Duhamel doet verslag in de Lancet in 1912 van
het gebruik van Electrargol (dit is een elektrisch gemaakt colloïdaal
zilver van 400 ppm).
Hij zegt dat" deze preparaten worden als regel gebruikt om hun
constitutionele effecten, voor dit doel wordt een injectie gegeven van
5 tot 20 cc (2 tot 9 mg zilver) in spier of in de aderen. Eveneens worden
dezelfde preparaten geïnjecteerd in het ruggenmergkanaal (bij
cerebrospinale-meningitis).. de meest opmerkelijke effecten volgen op de
intraveneuze injecties van dit colloïdaal zilver... inderdaad worden
sommige patiënten van een onafwendbare dood gered.... Een punt komt
heel sterk naar voren en dat is de absolute onschadelijkheid van deze zilver
colloïden of ze nu in het ruggenmerg geïnjecteerd worden of in
de aderen.
Dierstudies.
Er zijn vele dierstudies met zilverpreparaten geweest in de afgelopen
eeuw. In 1927"' Huebner vond dat de dodelijk dosis bij een intraveneuze
injectie bij konijnen met colloïdaal zilver lag op 0,065 gram per
kilo. Dit betekent bij een mens van 70 kg een injectiedosis van 4,550 gram
puur zilver."
Hill en Tilbury rapporteren in1939 over veel dierstudies met een verzadigde
zilveroxideoplossing van 1,52 gram per liter. Van deze oplossing
werd per dag enkele malen 4 cc intraveneus geïnjecteerd bij
verschillende diersoorten gedurende een perioden van 3 weken zonder
dat er toxische verschijnselen optraden. Een overeenkomstige dosis bij
een mens zou neerkomen op 1190 mg zilver per dag.
Toxicological profile for silver 1990.
Een uitgebreid onafhankelijk toxicologisch onderzoek op alle aspecten
van de gezondheid.
Toxicological profile for silver. Atlanta, GA: U.S. Department of Health
and Human Services, Public Health Service december 1990. 157 pagina's
PDF. file http://www.atsdr.cdc.gov/toxprofiles/tp146.pdf
Tandheelkunde.
Zilver is een belangrijk bestanddeel van van de almalgaamvullingen,
bij wortelkanaalbehandelingen worden zilverstiften geplaatst en zilver
is vaak een belangrijk bestanddeel van vulpasta's voor wortels in combinatie
met goud of palladium. Zilververbindingen worden worden graag toegevoegd
aan bevestigingscement omdat ze bacteriostatisch werken. Om deze redenen
is hier ook onderzoek gedaan naar de toxische uitwerking van zilver.
Veel info hierover(duits): http://www.bedradent.org/service/PeriodenSystem/Beschreibungen/Silber.shtml
Argyria.
Naast de wat cynische redenen dat het medisch industrieel complex veel
minder geld zou ontvangen door het gebruik van zilver dan met de
huidige antibiotica waarschuwen zij met een meer legitieme cosmetische
reden tegen het gebruik van zilver.
Als grote hoeveelheden zilver in het lichaam achterblijven slaat een
deel daarvan neer precies onder de huidoppervlakte, wat een permanent grijze
kleur aan de huid kan geven. Dit wordt Argyria genoemd. De donkere kleur
zou ontstaan door het donkere Ag2S , zilver-eiwitcomplexen of zilver in
hele kleine korreltjes. Deze korreltjes zetten zich af in de huid, bij
de zweetklieren en ook bij de "maantjes" aan de onderkant in de nagels
en ook in inwendige organen. Van argyria is men niet ziek en het is ook
geen allergie voor zilver. Zilver bindt zich graag aan zwavelbruggen van
eiwitten. Deze eigenschap maakt het ook mogelijk de uitscheiding van zilver
te bevorderen met voedingssupplementen als NAC ( een verbinding van het
zwavelhoudende aminozuur N-Acetyl -L-Cystine) en ook MSM (organisch gebonden
zwavel).
Het probleem met argyria is dat het niet meer verdwijnt wanneer het
eenmaal is ontstaan en alleen een laserbehandeling van de huid schijnt
wat resultaat te geven. Onderzoek wijst wel uit dat argyria ongevaarlijk
is en de kans hierop bij gebruik van kleine hoeveelheden zilver met langere
tussenpozen tussen het gebruik vrijwel niet bestaat.
Agyriafoto's :
http://homepages.together.net/%7Erjstan/argyria_photos_intro.html
Ook in de afgelopen 30 jaar zijn er argyria gevallen bekend welke altijd
ontstonden na vele jaren intensief dagelijks gebruik van zilverpreparaten.
Een enkele keer ontstaat argyria ook wel eens na jaren in de omgeving van
een plaats waar iets van zilver is geimplanteerd. Een internetbericht
van een Zwitserse vrouw van 70 jaar: Bij haar werd bij een oogoperatie
van 58 jaar geleden hechtdraad gebruikt waarin zilver was verwerkt wat
na de operatie inwendig was blijven zitten. Dit veroorzaakte later een
grijsbruine verkleuring van de huid rond het oog. Bij onderzoek werden
hoge zilverwaarden in de huid gevonden.
Het blijkt dat bij kronen in de mond ook een verkleuring van de keramische
kroon ontstaat ten gevolge van zilverafzetting vanuit de zilverhoudende
bevestigingsmaterialen. Uitgebreid onderzoek over argyria is echter
in de jaren voor de 2e wereldoorlog gedaan. Vooral bij het gebruik van
zilverzouten. Ook na de tweede wereldoorlog zijn er publicaties geweest.
Fowler en Nordberg vertellen in hun handboek over de Toxycology
of Metals (1986) in het hoofdstuk Silver:
Argyria is een blauwgrijze verkleuring van de huid die hoewel
niet esthetisch is, toch onschuldig is. Bij inhalatie zou een dosis van
1-8 gram nodig zijn om dit te kunnen veroorzaken. Opname via de spijsvertering
vraagt wat meer ca. 1 tot 30 gram aan oplosbare zilverzouten.
De artsen Hill en Pillsbury hebben over een uitgebreid onderzoek
met 601 refenrenties verslag gedaan.
(W. Hill & Pillsbury, Argyria – The Pharmacology of Silver,
Baltimore: Williams & Wilkins, 1939)
Hill en Pillsbury stellen dat er geen aantoonbare fysiologische veranderingen
zijn te vinden in wanneer weefsels of organen grotere hoeveelheden
zilver hebben opgeslagen. Afgezien van de zilveropslag wijst microscopisch
onderzoek ook niet op veranderingen. Argyria is daarom voornamelijk
vanuit een cosmetisch oogpunt belangrijk. Hill en Pillsbury konden
slechts 239 gerapporteerde gevallen van argyria vinden zowel in Europa
als Amerika over een periode van 40 jaar (1900-1940).
Slechts 16 gevallen werden genoteerd van minder dan 1 jaar lang dagelijks
gebruik van zilverpreparaten.
Ongeveer de helft van de gevallen had een dagelijks gebruik van zilverpreparaten
gedurende minder dan 3 jaar. De andere helft gebruikte dagelijks
zilver in een periode van 3 tot 25 jaar.
De gepubliceerde (214 gevallen) informatie gaf ook gegevens over het
zilverpreparaat.
55% van de argyria gevallen werden door zilvernitraat veroorzaakt.
13% werd veroorzaakt door Argyrol een licht zilver-eiwitpreparaat.
9% werd veroorzaakt door Silver arsphenamine
6% werd veroorzaakt door Collargol een chemisch vervaardigd
colloïdaal zilver en verschillende andere producten.
In hun samenvatting stellen Hill en Pillsbury dat met betrekking tot
Argyria de totale injectiedosis van Silver arsphenamine tot
6 gram mag oplopen.(dit bevat 0,9 gram zilver). Bij zilvernitraat
werd de grens gesteld bij 6 gram een orale inname van een oplossingen over
een langere periode ingenomen. Dit komt neer op 3,8 gram zilver.
terug
Hoe voorkom je argyria
en een overmatige opslag van zilver?
1. Door colloïdaal zilver met verstand te gebruiken en niet als
een soort preventief middel gedurende jaren achtereen gebruiken. Gebruik
bij voorkeur een lage dosering met een lage concentratie zilver wanneer
u het langere tijd gaat gebruiken. Zilver bindt zich graag aan zwavelbruggen
van eiwitten. Deze eigenschap maakt het ook mogelijk de uitscheiding van
zilver te bevorderen met voedingssupplementen als NAC( een verbinding
van het zwavelhoudende aminozuur N-Acetyl -L-Cystine ) en ook MSM(organisch
gebonden zwavel)
2. Verschillende onderzoekers wijzen op het nut van NAC bij vergiftiging
door zware metalen zoals kwik, goud, zilvernitraat. Fowler en Nordberg
verwijzen naar proeven met ratten door Alexander en Aeseth (1981) bij injecties
met zilvernitraat. Het voedingssupplement NAC( een verbinding van het zwavelhoudende
aminozuur N-Acetyl -L-Cystine L-cystine) zou een bescherming geven
tegen de opslag van zilver en de uitscheiding bevorderen en dus helpen
tegen argyria. Men zou een kuur met zilver kunnen laten volgen met een
kuur van 200-600mg NAC per dag om eventuele opslag van zilver sneller te
verwijderen.
Publicaties:
B.Fowler & Nordberg (1986) Handbook on the
Toxicology of Metals, L.Friberg, G. Nordberg & V. Vouk, eds Amsterdam:
Elsevier Sci. Publ. Vol.2
J. Dawson et al (1984)” The Effectiveness of N-acetylcystiene
“ Arch Toxicol 55,11-15
L.Bergstrom et al (1986)” Pharmaokinetics of N-acetylcystine
in Man” Eur J Clin Pharmacol.31, 217-22
A.Lorber et al (1973) “ Clinical Application for
Heavy metal-Complexing Potential of N-acetylcysteine” J Clin Pharmacol
13, 332-36 |